EEN REIS IN BOLIVIA 1990

EXIT

40

30

20

10

SORTIE

50

waren. Weer vond ik ze door toeval: ik had sulco's nooit anders gevonden dan op een vrijwel horizontaal terrein. Hier groeiden ze in mos tegen een bijna loodrechte wand.
Vanaf hier stopten we iedere acht kilometer en vonden sulco's. Ze stonden niet met z'n allen dicht bij elkaar, zoals ik vaak gezien had, maar duide­lijk verspreid. Ook viel ons het grote aantal dode planten op.

Onmiddellijk na het bereiken van Ravelo zagen we al een bord, waarop "Hotel Dorado" geschreven stond. Wie had dat verwacht in zo'n kleine pueblo: een echt hotel! Ik moest weliswaar even zoeken naar de ingang, maar die was er wel. Er waren zelfs mensen binnen. Ze hadden twee kamers vrij en ook twee bedden, of liever gezegd hangmatten zonder dekens. Dat was voor ons geen probleem, want we hadden voor noodgevallen luchtmatrassen meegenomen en onze slaapzak­ken gebruikten we toch al altijd. We bliezen de luchtmatrassen op en richtten onze slaapvertrekken in. Kik mocht voor deze keer de slaapkamer delen met Hanneke, want hij was nog steeds behoorlijk ziek. Zij kregen de bedden. Jeroen, Jan en ik stelden ons tevreden met een plaatsje op de vloer in de andere kamer.

Ik maakte een praatje met een van de vrouwen, die de was stond te doen op de binnen­plaats en liet een van de gevonden cactussen zien. Die kende ze wel, het waren "papas", aardappels. Ik zei, dat ze niet om te eten waren. Ze lachte. Natuurlijk waren ze niet op te eten, maar het waren wel papas.

Op de stoep voor het hotel zat een klein, vuil meisje met een hoed op, het soort kind dat op een ansichtkaart zou kunnen prijken. Ik maakte een polaroid-foto van haar en maakte daarna een opname voor mijn eigen archief. Ik zei haar twee minuten te wachten, dan zou de foto klaar zijn.

De kinderen van de overburen hadden dat blijkbaar gezien, want die stonden er even later bij. Ik maakte dus nog twee foto's, want ik wilde hen niet teleur­stellen. Natuurlijk moesten ze lachend op de foto, maar dit woord in het Spaans wilde me niet te binnen schie­ten. Ik nam mijn toevlucht in: "Uno, dos, tres, ha, ha, ha." Ze zeiden het braaf na zonder een spier te vertrek­ken. De volgende kinderen hadden zich inmiddels al aangediend. Zes man sterk herhaalde na mijn "uno, dos, tres" het "ha, ha, ha". Keurig werden de nieuwe foto's op de stoeprand gelegd, want het was een overduidelijke zaak: je moest twee minuten wachten.

De groep werd nog groter. Ook volwas­senen waren geïnteresseerd en na verloop van tijd zeiden ze met z'n vijftienen: "ha, ha, ha", natuurlijk zonder te lachen. Maar de stemming zat er wel in.


>

<

40